Les 8

nederlands_graag

Les 8.

Урок 8.

Можливі варіанти питань:

Можливі варіанти відповідей:

Opdracht 1. Vertaal de volgende woorden naar het Nederlands binnen 5 minuten. Let op het gebruik van het juiste lidwoord (de/het).

Завдання 1. Перекладіть наступні слова нідерландською мовою протягом 5 хвилин. Зверніть увагу на використання правильного артикля (de/het).


  1. супермаркет -

  2. хліб -

  3. молоко -

  4. овочі -

  5. помідор -

  6. огірок -

  7. каса -

  8. платіжна картка -

  9. платити карткою (дієслово) -

  10. чек -

Opdracht 2. Kies één persoon die de woorden (oefening 1) in het Oekraïens gaat vragen en vervolgens iemand uit de groep die daarop in het Nederlands antwoordt.

Завдання 2. Виберіть когось із групи , хто буде запитувати слова українською (вправа 1) , а потім когось, хто даватиме відповіді на них нідерландською.

Opdracht 3. Vul de gaten in.

Завдання 3. Заповніть пропуски.

Lisa gaat naar de supermarkt. Ze koopt ________(хліб), melk en ________(яблука). Ze kijkt ook naar de ________(овочі) en kiest tomaten en komkommers. Bij de ________(каса) betaalt ze met haar pinpas. Ze krijgt een ________(чек) van de kassière. De kassière zegt: "Fijne dag nog!" Lisa zegt: "_____________!"(Дякую!) en gaat naar huis.

Практика

Opdracht 4. Vertel over Lisa die naar de supermarkt gaat.

Завдання 4. Розкажіть про Лізу, яка йде до супермаркету.

Grammatica. Граматика

Практика

Opdracht 1. Zet de volgende woorden in het meervoud.

Завдання 1. Перетворіть наступні слова на множину.

Opdracht 2. Zet de volgende woorden in het enkelvoud. Let op het lidwoord in het enkelvoud (de/het).

Завдання 2. Перетворіть наступні слова на однину. Зверніть увагу на артикль в однині (de/het).

Opdracht 3. Zet de volgende zinnen in het meervoud.

Завдання 3. Перетворіть наступні речення на множину.

Huiswerk

Домашнє завдання

Herhaling lessen 1-7.

Повторення уроків 1-7.

Antwoorden

Відповіді

Відповіді до розділу "Практика"

  1. супермаркетde supermarkt

  2. хлібhet brood

  3. молокоde melk

  4. овочіde groente(n)

  5. помідорde tomaat

  6. огірокde komkommer

  7. касаde kassa

  8. платіжна карткаde pinpas

  9. платити карткою (дієслово)pinnen

  10. чекde kassabon, het bonnetje

Lisa gaat naar de supermarkt. Ze koopt brood, melk en appels.

Ze kijkt ook naar de groenten en kiest tomaten en komkommers.
Bij de kassa betaalt ze met haar pinpas. Ze krijgt een kassabon van de kassière. De kassière zegt: "Fijne dag nog!"
Lisa zegt: "Dank je wel!" en gaat naar huis.

Opdracht 1. Vertaal de volgende woorden naar het Nederlands binnen 5 minuten. Let op het gebruik van het juiste lidwoord (de/het).

Завдання 1. Перекладіть наступні слова нідерландською мовою протягом 5 хвилин. Зверніть увагу на використання правильного артикля (de/het).


Opdracht 3. Vul de gaten in.

Завдання 3. Заповніть пропуски.

Відповіді до розділу "Граматика"

Opdracht 1. Zet de volgende woorden in het meervoud.

Завдання 1. Перетворіть наступні слова на множину.

  1. de deur (двері) - de deuren

  2. de plant (рослина) - de planten

  3. de klas (клас) - de klassen

  4. de fiets (велосипед) - de fietsen

  5. de kijker (глядач) - de kijkers

  6. de tand (зуб) - de tanden

  7. de markt (ринок) - de markten

  8. de tafel (стіл) - de tafels

  9. het boek (книга) - de boeken

  10. de auto (автомобіль) - de auto's

Opdracht 2. Zet de volgende woorden in het enkelvoud. Let op het lidwoord in het enkelvoud (de/het).

Завдання 2. Перетворіть наступні слова на однину. Зверніть увагу на артикль в однині (de/het).

  1. de bomen (дерева) - de boom

  2. de tanden (зуби) - de tand

  3. de vragen (питання) - de vraag

  4. de winkels (магазини) - de winkel

  5. de vrouwen (жінки) - de vrouw

  6. de examens (екзамени) - het examen

  7. de manen (місяці) - de maan

  8. de mannen (чоловіки) - de man

  9. de schoenen (черевики) - de schoen

  10. de bussen (автобуси) - de bus